Bewijslast zorgplicht bij werkgeversaansprakelijkheid
27 januari 2011
Bewijslast zorgplicht bij werkgeversaansprakelijkheid
Hoge Raad 26 november 2010, BN9977
Essentie
Tijdens het werk op een platform voor de kust van Afrika heeft een werknemer gezondheidsklachten opgelopen. Omdat de werkgever uitgebreid motiveerde welke maatregelen zij heeft genomen ter voorkoming van ziektes, mocht van de werknemer worden verwacht dat deze voldoende motiveerde waarom de werkgever niet aan haar zorgplicht zou hebben voldaan.
Samenvatting
Eiser was werkzaam als engineer bij een bedrijf dat zich voornamelijk bezighoudt met ‘offshore’ werkzaamheden, onder andere voor de kust van Afrika. In december 1997 was eiser werkzaam op een platform voor de kust van Gabon, West-Afrika. Op een onachtzaam moment pakte hij de onverzegelde fles water die naast het koffiezetapparaat stond en heeft hieruit gedronken. Normaal gesproken staat naast het koffiezetapparaat een verzegelde fles bronwater om koffie mee te kunnen zetten, nu echter hadden lokale werknemers deze fles met (vervuild) kraanwater gevuld en weer naast het koffiezetapparaat gezet. Als gevolg hiervan heeft de werknemer een ernstige infectie opgelopen. Na deze ziekte is de werknemer vaker ziek geweest en toen bij hem in juli 1999 een allergische reactie zich manifesteerde als gevolg van een antibioticakuur, is eiser arbeidsongeschikt geraakt. Eiser spreekt zijn werkgever aan, stellende dat deze aansprakelijk is voor de door hem geleden schade.
In 2005 wijst de kantonrechter de vorderingen van eiser af. Ook het hof wijst de vorderingen, voor wat betreft deze betrekking hadden op de werkgeversaansprakelijkheid van de werkgever, af. De Hoge Raad overweegt het volgende. Als de werkgever voldoende motiveert welke maatregelen zij heeft genomen om aan haar zorgplicht te voldoen, is het aan de werknemer om voldoende feiten en omstandigheden aan te voeren ter betwisting hiervan. De werkgever heeft in het kader van haar zorgplicht aangevoerd dat nieuwe werknemers een tweedaagse training kregen, dat zij werkte met een lijst met veiligheidsaanwijzingen, dat een veiligheidscommissie was ingesteld, dat medewerkers middels een ‘Newsflash’ en ‘toolboxmeetings’ van informatie werden voorzien en voor informatie over vaccinaties werden verwezen naar de KLM travel clinic. Verder is niet gesteld of gebleken dat er geen verzegelde drinkflessen aanwezig waren en behoort het juist tot de meest basale leefregels in de tropen dat niet uit onverzegelde drinkflessen wordt gedronken. Volgens de Hoge Raad heeft het hof niet blijk gegeven van miskenning van de bewijslastverdeling van artikel 7:658 BW met het oordeel dat de werknemer, gelet op de hiervoor genoemde stellingen van de werkgever en de vaststaande feiten, onvoldoende gemotiveerd het zorgplichtverweer van de werkgever heeft betwist. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep.
In perspectief
Als een werknemer aannemelijk kan maken dat hij schade heeft geleden tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden, is de werkgever op grond van artikel 7:658 BW in beginsel aansprakelijk voor deze schade. In beginsel, want de werkgever kan aan deze aansprakelijkheid ontsnappen door te stellen en zo nodig te bewijzen dat hij aan zijn zorgplicht als werkgever heeft voldaan. Hiervoor dient hij (voor zover hier relevant) aan te tonen dat hij zodanige maatregelen heeft getroffen en aanwijzingen heeft verstrekt als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Met betrekking tot dit verweer rust de bewijslast dus op de werkgever. Deze last van de werkgever gaat echter niet zo ver, dat de werknemer, waar de werkgever uitgebreid motiveert op welke wijze hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan, kan volstaan met een summier gemotiveerde betwisting van de stellingen van de werkgever. De Hoge Raad bepaalde in een eerder arrest van 25 mei 2007 (NJ 2008/463) dat indien de werkgever ter onderbouwing van dit verweer voldoende concrete feitelijke gegevens aanvoert, van de werknemer mag worden verlangd dat hij zijn betwisting van dat verweer voldoende concreet motiveert, zij het dat aan die motivering niet zodanig hoge eisen mogen worden gesteld dat afbreuk wordt gedaan aan de strekking van artikel 7:658 lid 2 (bescherming van de processuele positie van de werknemer). In het hier behandelde arrest bevestigt de Hoge Raad deze eerder gehanteerde redenering. De Hoge Raad neemt aan dat de werknemer schade had geleden in de uitvoering van zijn werkzaamheden. De werknemer heeft echter in het licht van de gemotiveerde stellingen van de werkgever, zijn betwisting van het verweer van de werkgever dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan, onvoldoende gemotiveerd.