De redelijke termijn van een procedure bij de rechter
Deze nieuwsbrief gaat over "spanning en frustratie" als gevolg van de overschrijding van de redelijke termijn. Daarbij gaat het om de tijdsduur waarbinnen een gerechtelijke procedure moet zijn afgerond. De hierover recentelijk door de bestuursrechter uitgezette lijn is voor een belangrijk deel gebaseerd op artikel 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Artikel 6 waarborgt een eerlijk proces voor een onpartijdige instantie binnen een redelijke termijn. Artikel 13 vereist dat burgers hun aanspraken ontleend aan het EVRM op een effectieve manier kunnen uitoefenen. Voor het afdwingen van een redelijke termijn voor de afhandeling van een gerechtelijke procedure, geldt volgens het Europese Hof in Straatsburg idealiter dat de burger over een middel beschikt om talmende bestuursorganen of rechterlijke instanties tot een voortvarende behandeling aan te zetten. Voor wat betreft bestuursorganen kennen wij die mogelijkheid in artikel 6:2 Awb, dat het mogelijk maakt op te komen tegen niet-tijdig beslissen door bestuursorganen. Voor de rechterlijke fase ontbreekt een dergelijk instrument. Een alternatief hiervoor is de mogelijkheid om bij schending van de redelijke termijn compensatie te bieden in de vorm van een immateriële schadevergoeding voor de spanning en frustratie die de lange duur van een procedure mee kan brengen.