Inroepen bankgarantie ingeval van faillissement huurder ter vergoeding van schade verhuurder
Bespreking van het arrest van de Hoge Raad van 14 januari 2011, LJN: BO3534
De Faillissementswet bevat een voor het huurrecht belangrijke bepaling: artikel 39 Fw bepaalt dat de curator en de verhuurder de mogelijkheid hebben om de huurovereenkomst te beëindigen door opzegging wanneer de huurder failliet gaat met inachtneming van een opzegtermijn van maximaal drie maanden. De strekking van dit artikel is dat de verhuurder en de curator zich bij daadwerkelijke dan wel dreigende wanbetaling snel en eenvoudig (tussentijds) van een huurovereenkomst met de failliete en insolvente huurder kunnen verlossen.
Vanaf de dag van de faillietverklaring is de huurprijs boedelschuld. Dit betekent dat de curator de resterende huurtermijnen tot aan het einde van de huurovereenkomst als boedelschuld aan de verhuurder moet voldoen. Een boedelschuld staat hoger in rang dan concurrente vorderingen, hetgeen de kans op voldoening van de huurschuld vergroot. Hier staat tegenover dat artikel 39 Fw geen recht geeft op schadevergoeding. Omdat er sprake is van een rechtmatige beëindiging van de huur, is de failliete boedel niet verplicht de schade te vergoeden die de verhuurder lijdt door opzegging van de huurovereenkomst ex artikel 39 Fw.