Nieuwe regels voor stilzwijgende verlenging en opzegging van abonnementen
26 januari 2010
Nieuwe regels voor stilzwijgende verlenging en opzegging van abonnementen
Achtergrond nieuwe regels in het wetsvoorstel
Met dit wetsvoorstel wil men een einde maken aan "de voortdurende en maatschappelijk zeer ongewenste situatie dat abonnementen en lidmaatschappen verlengd worden, terwijl consumenten geen behoefte meer hebben aan deze producten en diensten", aldus de Memorie van Toelichting. Nu zit de consument er vaak (weer) voor één jaar vast aan een abonnement of lidmaatschap, omdat hij te laat met de opzegging was. Daarom wordt de stilzwijgende verlenging dan wel voortzetting van overeenkomsten aan banden gelegd. Tevens wordt het voor consumenten makkelijker gemaakt om overeenkomsten op te zeggen. Dit wetsvoorstel sluit overigens goed aan bij de eerdere wijziging van artikel 7.2a Telecommunicatiewet, waardoor de positie van de consument bij langdurige contracten in de elektronische communicatiesector is versterkt.
Nieuwe regels in vogelvlucht
De veranderingen worden door middel van een uitbreiding en aanpassing van de regeling voor algemene voorwaarden in het Burgerlijk Wetboek (BW) geïmplementeerd. Daarbij dient een onderscheid gemaakt te worden tussen twee soorten bedingen in algemene voorwaarden die als onredelijk bezwarend (kunnen) worden bestempeld. Enerzijds zijn er bedingen die per se als onredelijk bezwarend worden aangemerkt en die daarom door de rechter kunnen worden vernietigd (de zogenaamde zwarte lijst van artikel 6:236 BW). Anderzijds zijn er bedingen die slechts worden vermoed onredelijk bezwarend te zijn (de zogenaamde grijze lijst van artikel 6:237 BW). Deze kunnen onder omstandigheden wel door de beugel indien de gebruiker aan kan tonen dat ze niet onredelijk zijn.
Veranderingen bij onredelijk bezwarende bedingen (artikel 6:236 BW)
Centraal staat het recht van consumenten om overeenkomsten tot het geregeld afleveren van zaken of het geregeld doen van verrichtingen (zoals abonnementen) na stilzwijgende verlenging of vernieuwing op te kunnen zeggen. Dit moet te allen tijde onder inachtneming van een opzegtermijn van een maand mogelijk zijn. Het maakt overigens niet uit of de overeenkomst wordt voortgezet voor bepaalde of onbepaalde duur. Deze wijziging is een aanzienlijke beperking van de mogelijkheid van stilzwijgende verlengingen. In de huidige situatie worden deze namelijk slechts als onredelijk (en dus vernietigbaar) aangemerkt als het gaat om stilzwijgende verlenging van langer dan een jaar (artikel 6:236, onder j, BW).
Bovendien worden er twee nieuwe bepalingen in artikel 6:236 BW voorgesteld. Op grond van onderdeel o mag de gebruiker van algemene voorwaarden niet eisen dat er op een andere manier opgezegd moet worden dan de wijze waarop de overeenkomst tot stand is gekomen. Dat betekent dat als een overeenkomst per e-mail wordt gesloten, deze ook per e-mail moet kunnen worden opgezegd en bijvoorbeeld niet geëist kan worden dat dit per brief gebeurd. Dit geldt tevens voor het aanmelden en opzeggen per fax en/of brief en ook voor mondeling gesloten overeenkomsten.
Ten slotte mag op grond van onderdeel r niet worden bepaald dat een overeenkomst op een bepaald moment moet worden opgezegd (bijvoorbeeld in november).
Uitzonderingspositie voor dag-, nieuws- en weekbladen en tijdschriften
Voor kranten en tijdschriften voorziet het wetsvoorstel in een (nieuwe) uitzondering op grond van hun kwetsbare situatie, aldus de Memorie van Toelichting. Zo is een stilzwijgende verlenging van ten hoogste drie maanden toegestaan (artikel 6:236, onder p, BW). Indien een overeenkomst tot het geregeld afleveren van dag-, nieuws- en weekbladen en tijdschriften voor onbepaalde duur wordt voortgezet, moet de consument voortaan altijd kunnen opzeggen onder inachtneming van een opzegtermijn van een maand of ten hoogste drie maanden in geval van geregelde aflevering minder dan eenmaal per maand (artikel 6:236, onder q, BW).Ten slotte voorziet artikel 6:236, onder s, BW in een verbod van de voortzetting van de overeenkomst bij proefabonnementen.
Veranderingen bij bedingen met (slechts) vermoeden van onredelijkheid (artikel 6:237 BW)
In de huidige situatie worden meerjarige overeenkomsten vermoed onredelijk bezwarend te zijn, tenzij de consument de bevoegdheid heeft om telkens na een jaar tussentijds op te (kunnen) zeggen (artikel 6:237, onder k, BW). Deze bepaling is nu aangescherpt, omdat de consument voortaan na een jaar de mogelijkheid moet worden geboden om te allen tijde tussentijds onder inachtneming van een opzegtermijn van een maand op te (kunnen) zeggen.
Artikel 6:237, onder l, BW wordt gewijzigd, zodat de opzegtermijn bij overeenkomsten in beginsel één maand (in plaats van drie maanden) wordt en binnen deze grenzen nooit langer voor de consument mag zijn dan voor de gebruiker van de algemene voorwaarden. Dit wordt nogmaals in een nieuw onderdeel o bevestigd waarin is bepaald dat voor overeenkomsten (die niet verlengd, vernieuwd of voortgezet zijn) de consument niet aan een opzegtermijn van langer dan een maand mag worden gebonden. Dit betekent overigens niet dat een consument ook in het eerste (contracts)jaar al met een maand mag opzeggen, maar slechts dat een tussentijdse opzegtermijn - voor zover opgenomen - niet langer mag zijn dan een maand.
Conclusie
Op dit moment is nog niet bekend wanneer dit wetsvoorstel door de Eerste Kamer wordt aangenomen. Bovendien zullen deze veranderingen pas in werking treden met ingang van de eerste dag van de dertiende kalendermaand na de uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. Dit betekent dat bedrijven nog een jaar de tijd hebben om zich op de nieuwe situatie voor te bereiden. Omdat deze periode ter aanpassing van contracteringprocessen krap kan worden, is het raadzaam om nu alvast de mogelijke impact op de bedrijfsvoering te onderzoeken.